schrijfsels
 

Lente


lente

begint

met heel voorzichtig

tegendraads

een strootje

stroomopwaarts

en watervallen

die

in omgekeerde

richting

boomopwaarts

in stil geruis

kleine blaadjes

open vouwen




Chevrolet Bel Air


Vliegen ruiken het

vlees door de tralies

van mijn droom

Te klein balkon of

stinken de bumpers?




Zuidlaren


In Zuidlaren staat een

sjoeltje aan de brink

omgeven door hoge bomen

vanbinnen geurt het nog

naar paardenlijven


Ik zal de gazzan vragen

of ik voor je mag zingen

het licht van je jurk en tien

dode gezinnen

over bloemen, de korenschoven

op de es, de slingerende paadjes

en de liefde


Er hangt een nestkastje aan

de muur. Vogel op mijn rug.




Stad


Jean-Jacques, ik ga

de stad in, trek mijn mooiste

kleren aan, witte sokken, snelle

broek.

In een oude Chevrolet rem ik

het stof van dode vulkanen

bijeen, krankzinnige steden die

zich van hun havens ontdoen.

Dromen die langs

hoogspanningsmasten

wegvluchten voor de dageraad

met de valse

wimpers van driemasters

in de ochtend




Afscheid van de zee


branding

wit beschenen

korenvelden

waar

uit

bloesem

maanlicht

werd

gewonnen




Regenwulp


De zon is uit de nacht

en in mij opgestaan

Ik voel me licht en warm


en als ik door de velden ga

zoekt stil een regenwulp

in mijn nabijheid plaats


De vliegerkoning

Een tijdperk vol geweld was tot staan gebracht. Te midden van feestvreugde en lawaai dat soms dag en nacht aanhield dwarrelde een stilte naar omlaag die menigeen weldadig aandeed. Onwennig en met weinig overtuiging werd gepoogd de draad weer op te pakken en de noodzaak tot herstel van de dagelijkse bezigheden te gehoorzamen als middel om te overleven. Maar op de achtergrond overheerste een onbedwingbare rusteloosheid die voortkwam uit ongeloof in het realiseren van het herstel van wat eens tot de peilers van het bestaan had behoord. Beduusd en onwennig keek men om zich heen. De tijd leek de eigenlijke winnaar. Zij ging zegevierend te werk door ruimte te scheppen voor de voorbije jaren en het herstel van een nieuwe tijd die nog moest beginnen.

Kurtz woog zijn gedachten. Voorheen waren zij verbonden geweest met  praktische zaken. Nu leek hij zichzelf te hebben losgezongen. In zijn rookstoel beoefende hij het stilzijn naast dagdromerij. Vaak keek hij naar de hemel die hij nog steeds vol geluiden aantrof van het voorbije oorlogsgeweld, dat in alles leek te blijven nagalmen. Zelfs in de zwaluwen die hij nooit had opgemerkt maar nu voor het eerst sinds jaren leken te zijn teruggekeerd.

Na zijn werk - hij werkte in ploegendienst - zat hij tot diep in de nacht over zijn boeken gebogen. Een ogenblik had hij kennelijk niet opgelet want zijn land was er op een goed moment vandoor gegaan en ook nu in vredestijd was hij er niet in geslaagd haar bij te houden, hoezeer hij zijn best ook had gedaan. 's Nachts volgde hij de loop der sterren, las over het ontstaan van leven op aarde en verdiepte zich in beschouwingen over tijd en ruimte. Voortgedreven door nieuwsgierigheid naar het mechaniek dat de toekomst voortbracht ontdekte hij dat zijn eigenlijke interesse de aerodynamica betrof in al zijn verschijningsvormen.

De schamele arbeiderswoningen waren in de jaren '20 gebouwd. De mannen werkten op de tingieterij of in de spinnerijen. Voor dag en dauw op pad of 's avonds tegen elven als iedereen al naar bed ging. Meestal lopend, een enkeling op de fiets. Trommeltje achterop. Overdag sliepen de mannen en was het doodstil in de straten. Tegen vier uur kwamen ze hun bed uit met afgetobde en oververmoeide gezichten. De dromen die zij eens koesterden hadden zij lang geleden onvrijwillig en onder druk van de omstandigheden uitgeleide gedaan. Voor de nachtdienst begon rookten zij sigaretten in hun vuile, slordige hemden terwijl ze mat voor zich uit staarden. Soms stonden ze even op, keken naar hun vuile handen en knipperden met de ogen tegen het felle zonlicht dat van de straat kwam. De sigaret werd op onbewogen wijze in een bloempot uitgedrukt. De vrouwen waren wijs, zacht en gedienstig. Ze waren bezorgd en hielden hun mannen nauwlettend in de gaten. In de tijd dat zij in de keuken stonden wisten zij dat hun mannen hun machteloze strijd met de bazen vochten. Tot het eten op tafel kwam. Dan mochten de kinderen hun spel in een hoek van de kleine woonkamer staken. Tijdens het eten werd niet gesproken. Alleen het tikken van de klok op de schoorsteenmantel was te horen.

Het huis zag uit op de zandweg. Tijd heeft grond nodig, hamerde het almaar in zijn hoofd. En hij keek terug. Het modderige pad door het moeras waar huisvuil in werd gedumpt omdat het er toch al stonk. Uit het opgezwollen water waarin een lichtblauw schemerde waren de laatste zwanebloemen verdwenen. Ook tijdens de aanleg van de wijk werd niets aan het pad gedaan waaraan het de naam van stinkdorp ontleende. Daar ging je niet wonen. De parel heette Kurtz en niemand die ervan wist. Toen de oorlog uitbrak en de stad geen raad wist met het puin werd pas actie ondernomen. Het moeras gedempt en de zandweg aangelegd met stukken baksteen, brokken cement, scherven van kop- en schotels en andere huisraad. Kinderen zochten er naar stukjes glas dat in vele kleuren werd aangetroffen. Met de installering van een FLAK, nadat thunderbolts met succes een aanval hadden uitgevoerd op een gereed staande munitietrein op het grote emplacement van de stad, werd de weg voor alle verkeer afgesloten en verdwenen ook de kinderen. Elke nacht spoot het ondier zijn lichtkogels in de duisternis en werd de wijk uit de slaap gehouden door het ratelen van de machines. Sommigen beweerden dat zij spooklichtjes boven de weg gezien hadden van geesten die uit het moeras kwamen om zich op de Duitsers te wreken. Ook toen de oorlog voorbij was bleven verhalen in omloop dat fietsers 's nachts vreemde vlammetjes hadden zien bewegen boven de onverlichte weg. Het was in die tijd dat zijn hobby voor de vliegerij opbloeide. Als eerbetoon aan de onschuldige hemel die hem in zijn kwetsbaarheid zo lief was geworden. Hij hield van de vrolijke en opgewonden jongensstemmen en hoopte dat door het vliegeren de oorspronkelijke balans gebaseerd op vriendschap en respect voor het uitspansel kon worden hersteld.

Kort na het eind van de oorlog werd aan het begin van de zandweg een kleine, houten noodschool gebouwd. Langs de zandweg strekten zich merkwaardige heuveltjes uit die gevormd waren door het stadspuin en tot de verbeelding van de kleine jongen spraken want  in de raadselachtige ondergrond ontdekte hij planten die in tuinen niet zouden misstaan. Op een dag hadden zich veel jongens langs de weg verzameld en er heerste een opgewonden stemming, want er werd gevliegerd. Daaronder bevonden zich ook brommers die zo'n lange staart bezaten dat deze nog door het gras sleepte terwijl de vlieger zelf al hoog boven de huizen reikte. Op een goed moment werd het stil en ook de grotere jongens leken onder de indruk. Een kleine man, keurig heertje, in regenjas met grijze hoed, stompje sigaar in de mondhoek, trad naar voren, waarbij hij met een hand zijn oude, zwarte fiets aan het houten handvat voorttrok. Staan bleef en naar een der oudere jongens gebaarde dichterbij te komen om met zijn vrije hand aan het touw te voelen of de vlieger die inmiddels hoog boven de populieren langs de spoorbaan stond, in balans was. De gezichten van de naderbij gekomen jongens stonden gespannen, vragend, onderdanig bijna. "De toom steet verkeerd", luidde het oordeel dat als een vonnis klonk. De jongens verschoten van kleur en haastten zich de brommer die zich hevig verzette in te halen, een karwei waar soms wel een kwartier mee gemoeid was. Kurtz duldde dan ook geen tegenspraak en keek als een hogepriester om zich heen, waarbij zijn vrije hand over de toegestroomde menigte gebaarde want inmiddels waren ook ouderen toegesneld en wierpen bewonderenswaardige blikken op de kleine man met hoed die nauwelijks boven de kleinste jongens uitstak. Kurtz genoot, nam nog een laatste trek van de sigaar en overzag de toegestroomde massa als een veldmaarschalk die zojuist de overwinning heeft behaald. Goed psycholoog als hij was wist hij dat nu het moment was tijdens het hoogtepunt te vertrekken. "Kurtz het dringende zaken", werd er gefluisterd en de kleine man schreed wederom met fiets aan de hand terwijl hij een nieuwe sigaar opstak en de rijen als de Rode Zee zich openden in de richting van de zandweg, waar hij met ontzag werd nagestaard tot hij uit het zicht was verdwenen

Waar Kurtz woonde was niet bekend. Er werd ook niet naar geinformeerd.  Kurtz leek te ontstaan op het moment dat er gevliegerd werd. Waar hij zo plots vandaan kwam wist niemand te vertellen. Kurtz werden bijzondere krachten toegeschreven. En ook zijn onafscheidelijke fiets, opvallend klein model, deelde in deze bijzondere waardering. Alles draaide om het vliegeren en over iets anders werd in zijn bijzijn niet gesproken. Niemand kon zich Kurts voorstellen met een vrouw. Niemand wist ook of hij getrouwd was. Hij oversteeg alle aardse zaken, voelde aan de wind en liet zijn handen werken als een fijn afgestelde seismograaf gericht op het vaststellen van de geringste trilling in het touw.

Sommigen beweerden dat Kurtz een geleerde was. Dat hij tot 's avonds laat diep in de boeken verscholen zat. Dat hij een hoge functie bij de tinfabriek bekleedde. Anderen daarentegen meenden gehoord te hebben dat hij in de ploegendienst zat. Iemand had een keer een boek van hem geleend: "Het hele huus steet vol boeke". Duidelijk was dat velen hem bewonderden, maar dat er niemand was die hem eigenlijk kende.

Kurtz had niet veel op met de aarde. De aarde had vooral oorlogen voortgebracht. Zijn blik was altijd omhoog gericht. Vanwege zijn korte nek kostte hem dat geen moeite. Als een Philip Rayarder die uitzag naar de terugkeer van de sneeuwganzen zochten zijn ogen de hemel af. Zijn afkeer betrof het geweld dat hij tijdens luchtgevechten hoog boven zich had zien losbarsten. Dat had hem schuw gemaakt, een eenling die de brede uiterwaarden introk om het gezang van de wind en steeds wisselende wolkenluchten aan zich voorbij te zien trekken.

Op een avond liep de kleine jongen die inmiddels volwassen geworden was door een stille buurt in de omgeving van het station, toen hij toevallig een huis binnenkeek waar licht brandde en de gordijnen niet gesloten waren. Daar zat Kurtz, sigaar in de mond, hoed op terwijl hij tv keek. Een vrouw, de schort nog voor, kwam uit de keuken met een dienblad waarop koek en koffie. De kleine jongen schrok zo van het tafereel dat de ontkenning ogenblikkelijk trachtte te zegevieren. Dat kan Kurtz niet zijn. Kurtz, die 's avonds als iedereen al sliep over formules van opwaartse druk en valsnelheid gebogen zat en die slechts even opkeek als een van de Engelse, Mallard oorlogslocomotieven zijn hese, schrille fluittoon over de kleine huisjes uitstootte tijdens het rangeren dat soms de hele nacht in beslag nam.

Later, heel veel later vernam de kleine jongen dat hij was overleden. De jongens die al die jaren met hem opgetrokken waren en nu zelf ouders waren hadden in kleine kring besloten dat Kurtz niet zomaar begraven of gecremeerd zou worden, maar een waardiger graf verdiende geheel in overeenstemming met zijn levenslange passie. In alle stilte hadden zij van bamboe en balsahout een draagconstructie ontworpen waarop Kurtz voorzichtig met spanbanden werd vastgesjord. Een doosje sigaren voor onderweg en met zijn hoed. Het was doodstil die avond op de roep van een verre bosuil na. Het wachten was op de wind, die na middernacht zou opsteken. Vier van de sterkste mannen stonden gereed aan het touw, terwijl de anderen het gevaarte omhoog hielden waaraan enorme plastic vliegers waren verbonden die het gevaarte hemelwaarts zou moeten tillen.

Een goede week later hoorde een klein meisje in Oost Siberie een enorm geraas dat uit het aangrenzende bos kwam naast het huisje waar ze met haar ouders woonde.  Ook andere bewoners van het dorp hadden iets opmerkelijks door de lucht zien vliegen. Een aantal mannen ging voor alle zekerheid naar huis om een geweer te halen. Vol verbijstering en met vereende krachten werd stukje bij beetje een vreemd houten geraamte uit de bomen gehaald. Op afstand en schuchter staarde men naar het onbekende voorwerp met de vreemde, losse banden. De priester die inmiddels gewaarschuwd was, knielde neer en sprak een dankgebed uit voor dit bijzondere geschenk uit de hemel dat van de engelen afkomstig was. In het schip van de kerk werd het geheel opgehangen en gezegend als meest kostbare relikwie waar het tot op de dag van vandaag kan worden bewonderd.

Walter, 6 juli/12 augustus 2020



Weet God hoe de aarde voelt?



Woorden van veraf gezien

groepen soms samen tot sterrebeelden

dichterbij gekomen

zijn het wonderlijke

op zichzelf staande werelden

die niets gemeen hebben


Langs een weg met bloemen op de wind

heuvel op, heuvel af

kleine dorpen verborgen in de velden

meestal zijn er rotsblokken

en hoge kronen van heel oude bomen

waar omheen de schittering van water

die zigzag strepen trekt voorbij de horizon


De aarde voelt, zij kan niet anders

een zware goederentrein, vijf locomotieven

jagen hun claxons voor zich uit

bij elke overgang vertraagt

drinkt koffie boven stalen wielen

bij nadering en... voor wie opkijkt


Rammelt door achtertuinen, leegten tussen huizen

schuurt over bruggen, dreunt diep door in onderaards gerommel

verbaasde stations

dan weer in volle vaart de velden in

langs rotsen, wegen, de bedding van rivieren

Claxons en alsmaar claxons in de bergen

een arend als een steen los van zijn rots

zweeft vastgeklonken aan zijn schaduw

Schreeuwt!


En dan de oceaan

de geur van zoute wind

het licht vergeeld en vlokkerig als mist

Ik doe mijn ogen dicht

om de diepte van de oceaan te kunnen horen

een schip dat mijlen uit de kust

dichtbij een zagerij: de geur van hout en zuur

de blikfabriek die samen woonde met geluiden

tot op een dag de lieren en machines zwegen

en overdag en ’s nachts alleen het brullen

van de zeeleeuwen

op de rotsen van het havenhoofd


Een huis dat lommerrijk

uit eeuwenoude bomen lijkt te zijn gebouwd

de kronen onbedwongen witte vlekken

tropisch regenwoud

de bronnen van de anti-tijd


Loop jij het lange zandpad af

het late licht dat naar omhoog

de schaduw van je benen veegt

als wolk van schaamhaar

eindigt in een sterreloze nacht

geurloos en zonder leven van veraf

maar van dichtbij

de hellingen die gonzen van het fruit

rondom een grootse sterrewacht


Wij zijn de zintuigen van een God

die zonder ons niets hoort, niets ruikt, niets voelt